zondag 29 december 2013

Jos ontstaan van het album/archief



 Intro  

Samensteller Album.

Welkom op de site van:
Jongenspensionaat Maria ter Engelen Bleijerheide: Heden & Verleden.
Description : Jos schmidt
1956-1960

HET ONTSTAAN VAN HET ALBUM. (Hemelvaartsdag 2008)
------------------------------------
In 2008 op Hemelvaartdag, de dag waarop elk jaar een aantal oud-leerlingen elkaar vanaf 10.45 uur treft in de Koepelkerk van Maastricht,
had ik mij tijdens de afsluitende lunch bij "Van der Valk" tegen Pastoor Jan Schafraad (Br. Eymard) laten ontvallen,
dat ik best wel eens een verhaal zou willen schrijven over Bleijerheide.
Was het toeval, dat ik twee maanden later het Bleijerheide-archief als het ware in de schoot geworpen kreeg?

(In 2011 valt Hemelvaartsdag op donderdag 2 juni)


AFRONDING VAN HET ALBUM. (30 maart 2011)
--------------------------------
Mijn verhaal is per 30 maart 2011 definitief afgerond.
Op deze dag werd het volledige Bleijerheide-archief overgedragen aan het Erfgoedcentrum Kloosterleven in St.Agatha.
Het Foto- en Documentenalbum is een in de tijd uitgezet beeldverhaal geworden over de geschiedenis van een eeuw
"Broeders Franciscanen in Bleijerheide", dat hier en daar voorzien is van begeleidende teksten en opinies van oud-leerlingen.
Tevens zijn in dit album kopieën van alle contactbladen en een groot aantal historische documenten opgenomen.

Jos Schmidt 20 april 2011


Jos Schmidt: 24 november 2013

Over het archief:
Ik speel, zoals in alles geen enkele rol noch naar de broeders, en noch naar de slachtoffers toe.
Op vragen, die ik alleen van de broeders kreeg, heb ik antwoord gegeven en mijn persoonlijke mening.
Verstandig, want ik heb de zaken rond de beschikbare informatie het beste op een rijtje.
Jammer dat MCU nooit gebruik gemaakt heeft van deze informatiebron.
En ook jammer dat daardoor een gevoel van partijdigheid is ontstaan.
Dus vragen heeft altijd voor iedereen vrijgestaan, maar niet om alles gekopieerd te willen krijgen.
Had kosten kunnen besparen en van der Eijnden had beslist geen post gekregen.

Op verzoek van Matthäus in november 2010, heb ik met St. Agatha contact opgenomen.
Bekeken door mij zijn de mogelijkheden:
1- Het in beheer houden door de Congregatie tegen een jaarlijkse vergoeding.
In deze situatie bepaalt Matthäus, na een schriftelijk verzoek of iemand toegang mag hebben tot het Archief
2- Het archief als eigendom overdragen aan St. Agatha
Hier wordt St. Agatha eigenaar van het archief, en zij bepaalt, of en in hoeverre er toegang verleend wordt tot het archief.
En er zijn voor de Congregatie geen kosten meer aan verbonden

Mathäus heeft voor Alternatief 2 gekozen.
.
De Broeders Matthäus en Mark gaan niet meer over het archief.
Dus moet je voor inzage, schriftelijk toestemming aan St. Agatha vragen.
De kans dat een activistische groepering daartoe toegang krijgt acht ik zeer klein.
De kans dat ik toegang krijg acht ik aanwezig, mogelijk samen met een van de aanklagers

Maar zou je wel moeten willen?
Je kunt mij ook gerust een vraag stellen.
Kost niks,
Ik bijt niet
Enne, ik kost niks,
Dus wat heb je te verliezen, zou ik zeggen.
En ik kan best inschatten of het de moeite is om de complete "rotzooi" te gaan bekijken.
Heb ook eens een beetje vertrouwen in de mensheid, en in het bijzonder in mij.

Archief Bleijerheide ondergebracht bij ST. Agatha te Cuyk bestaat uit:
-1- Personlia Broeders
-2- Stichting Erfgoed
-3- Notulen Congregatie
-4- Notulen Gen. Raad
-5- Kapittel 2003
-6- Jaarverslagen
-7- Notariéle akten -
-8- Jaarstukken
-9- Feestalbums
10- Diverse kronieken
11- Div. fotoalbums en vele losse foto's


Last change: 11/27/13



MIJN ANALYSE:
In dat licht is de volgende uitspraak van Deetman te begrijpen:
"Deetman acht namelijk bewezen dat de leiding van het internaat
"het nodige door de vingers heeft gezien".
Hij constateert dat het aantal meldingen over Bleijerheide juist is toegenomen in de periode 1965-1970.
Een periode waarin bij andere congregaties het aantal misstanden juist afnam.
Een verklaring voor dat contrast biedt het rapport niet",
Bij gebrek aan archiefmateriaal".
aldus Deetman. (zie Engelse tekst van Deetman-rapport hieronder)

MIJN ANALYSE:

Uit de overlijdensstatistieken van de Kloosterorde van Bleijerheide blijkt,
dat er van 1971 tot 1986 geen Bleijerheidse broeders zijn overleden.
(zie map Broeders 1960 - 1945,
Joseph Schieffer telt niet mee, hij behoorde tot de Akens Orde)

Er moet kennelijk een hiaat zijn ontstaan in de natuurlijke opvolging begin jaren 50,
hetgeen nog eens versterkt werd door het vroegtijdige overlijden van 3 van de 4 de overgebleven invloedrijke broeders:
Drie charismatische Duitse Broeders:
Mansuetus(†1957) en de twee opeenvolgende Generaal Oversten
Salesius (†1951,vermoord) en Evergislus (†1960).
Van de Duitse lichting Broeders medio 1915 met bestuurlijke ervaring en begeleiding van kinderen, bleef alleen Br. Pancratius over.
Pancratius hield zich in zijn nadagen vooral bezig met het leidinggeven aan het Juvenaat,
van waaruit uiteindelijk alleen Br. Lucas nog zou voortkomen.
De naoorlogse lichting, allen Nederlandse Broeders,
werden hierdoor noodgedwongen op veel te jonge leeftijd en onvoldoende voorbereid op sleutelposities geplaatst.
Zij kregen, zonder afdoende kontrole, de leiding van het Jongenspensionaat in handen.

Zouden, zo vlak na de oorlog,
deze zeer jonge en waarschijnlijk eigengereide Nederlandse Broeders,
zich werkelijk hebben laten inspireren door:
"DE WERKEN VAN BARMHARTIGHEID",
van Johannes Höver, een DUITSER?




PROPOSAL FOR AN INQUIRY INTO SEXUAL ABUSE IN THE ROMAN CATHOLIC CHURCH IN
THE PERIOD FROM 1945 TO THE PRESENT

Appendix A , Commissie Deetman:


4 Limited reports of limited archive research

4.4 Brothers of the Poor of St. Francis
Archive
When the brothers left the buildings in Bleijerheide, the archives on the site were destroyed on a
large scale. It is unclear how much of the provincial’s archives were transferred to the congregation’s
administrative centre in Aachen. After the event an ex-pupil, Jos Schmidt of Ospel, chanced upon
remnants of the archive that had been formed in Bleijerheide in a corridor of the surviving chapel.
He kept them at home until March 2011 when the board of the congregation transferred them to
the heritage centre ‘Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven’ in St. Agatha. They were examined
in St. Agatha on 19 August 2011. They were found to consist of a large quantity of photos and a few
isolated fragments about the boarding school, the ‘Vereniging school van de H. Franciscus (The St.
Francis School Association)’, the teaching location in 1979, and the provincial, from the 1939-1958
period and the 1982-2003 period. Very little was found of relevance to this research. The following
are of some significance:
– fragments of periodic reports from the superior of the community, 1945-1948, as found in other
congregations;
– a fragment of the report of the provincial 1951, with mention of a brother in Boekel who had
been in conflict with the judicial authorities;
– preparatory documents for the general chapter in 1954, with questions about possible changes,
and with evidence of the tensions between community life in accordance with the traditional
rules and the new professional challenges that were also present in the congregation;
– curricula vitae, drawn up by themselves in the early 1990s of 13 brothers in Bleijerheide, about
nine of which reports had been made;
– fragments of the directorium, undated.


3 Role and responsibilities towards the victims
3.1. Part 3 of the inquiry: help to the victims
The above was concerned with the question about the facts and circumstances, with the underlying
purpose of acquiring a clear picture of the nature, extent and scale of the abuse in the period from
1945 to the present. The present part of this proposal is concerned with adopting the personal
perspective of the victims. What are the role and responsibilities of the Church towards the victims of
abuse?
Individuals in concrete circumstances have become victims of abuse. We cannot dismiss this situation
lightly. How can justice be done to their stories, distress and pain? In the cases of recent abuse there
are obviously two avenues of recourse for the victims: through the courts, or through the Hulp &
Recht procedure set up by the Roman Catholic Church itself. However, it is a fact that many cases of
abuse took place long ago. Many of the accused are no longer alive, or are very old. Many of the
institutions have ceased to exist, or were drastically reorganized, long ago, and the responsibility
structure and staffing have changed. Similarly many of those in positions of responsibility at the time
are no longer alive. What is actually involved is a constellation of organization structure and culture
that no longer exists. In that respect, there is no longer anyone who is able to represent this culture
satisfactorily. For this reason recourse to criminal law, for example, is also no longer possible in many
cases. The other side of the matter is as follows. Whereas certain points of the national and
international governance structure of the Roman Catholic Church have changed since the Second
Vatican Council, there have been no essential changes in the administrative responsibilities of
bishops and major superiors of orders and congregations. Furthermore the reports made since 1980
are evidence at least of a degree continuity in the manner of handling alleged abuse.
It must be determined which contributing factors to this culture have disappeared and which have
persisted, so that the inquiry’s principals may take this information into account in their future abuse
policy. Even the complete absence of legal recourse would not absolve the current Roman Catholic
Church of moral responsibility for the victims of this dark page in its recent history. As a church it has
a particular obligation to demonstrate its deepest devotion to humanity. The Commission of Inquiry
will therefore need to occupy itself with establishing the damage caused to the victims in terms of
trauma, distress, suffering and betrayal of trust.
Some victims have stated that their case was serious but they have come to terms with it. However,
the fact of coming to terms with abuse makes it no less serious. Some victims say that the damage is
increasing; some report that is has had a constant frustrating impact on their lives. Some have a need
for pastoral dialogue; either to give an account of the facts and circumstances; or to talk with those
responsible at the time. The question in all cases is what form of help is desirable in practice. What
opportunities exist for arranging or facilitating this help? In what respects have victims been
genuinely helped? These questions, although they are not part of the scientific research as such,
cannot be viewed as separate from the inquiry, even if only because the reports made by the victims
have put the focus on the victims themselves. It is advisable to give priority to giving specific
recommendations for support and help within a few months of starting work, pending the results of
the inquiry itself, in order for the Roman Catholic Church to make the necessary arrangements. In
this framework the procedure operated by Hulp & Recht, the organization set up by the Roman
Catholic Church, deserves particular attention.
3.2. Hulp & Recht procedure
The Hulp & Recht organization has been part of the Roman Catholic Church since 1995, when it was
founded by the bishops and the major superiors of religious institutes. Hulp & Recht sets out to
provide assistance and justice to anyone who has become a victim of sexual abuse by priests,
religious and ecclesiastical workers. The Hulp & Recht procedure is modelled on disciplinary rules
that exist in the medical world and elsewhere. The reporting on the cases that has emerged so far
has commented critically on the Hulp & Recht procedures and the organization’s performance in
practice. It is therefore advisable to scrutinize the procedure and performance of Hulp & Recht in the
light of the following questions and to make any necessary recommendations:
– How does the Hulp & Recht procedure for assistance and support compare with corresponding
activities of other organizations?
– How does the Hulp & Recht legal procedure compare with corresponding procedures (of a
disciplinary nature) in the Netherlands?
– What is the relationship between the Hulp & Recht procedure and Dutch law?
– What is the relationship between the Hulp & Recht procedure and canon law?
– How well does the current procedure perform in practice; what has performed satisfactorily, and
what poorly, and what changes and improvements are called for; are the recommendations of
Hulp & Recht being observed?
– Are there any other legal opportunities, either under Dutch law or canon law, for the bishops and
major superiors to prevent sexual abuse, to protect the victims and pursue investigation and
prosecution when sexual abuse by representatives of the church is suspected?
– What generally applicable procedures exist in the other organizations to which victims have
reported? What are these procedures based on, and how do they accommodate the interests of
the victims and the accused?
3.3. Lessons for the future
Finally, the Commission of Inquiry to be formed must be charged in the light of the primary and
secondary inquiry and the concrete experience of the victims, with drawing conclusions about the
facts and circumstances of the sexual abuse of minors in the Roman Catholic Church in the period
from 1945 to the present. Where possible, the Commission of Inquiry should identify any vulnerable
places in the organization and governance structure, in conjunction with the responsibilities, fields of
work and the human resources and volunteer policy to be adopted in order to prevent new cases of
abuse in the future.
3.4. Reporting
To guarantee its independence and transparency the proposed Commission of Inquiry into the sexual
abuse of minors in the Roman Catholic Church in the period 1945 to the present must be obliged to
publish the inquiry report and the associated reports, along with its recommendations for handling
the current complaints of the victims and the lessons for the future



http://www.onderzoekrk.nl/fileadmin/commissiedeetman/data/downloads/eindrapport/20121505/76660_CD_Bijlage__Engels_.pdf

Geen opmerkingen:

Een reactie posten